Welkom op de mottenmonitor. Hier vindt u een kort en bondig overzicht van de belangrijkste rupsen in de appel- en perenteelt in Nederland.
Kleine wintervlinder
Operophtera brumata
Herkennen
MOT: Vrouwtje: ca. 6 mm, vleugelstompjes en lange poten. Mannetje: gevleugeld, ca. 15 mm. Grijsbruin met fijne bruine bandjes over de vleugels.
EIEREN: Ca. 0,5 mm en ovaal. Eerst helgroen, later oranjerood. Onbevruchte eitjes blijven helgroen. Eiafzet: per stuk rond knoppen en aan randen van wonden en schorsspleten.
LARVE: Tot 25 mm. Jonge larve: lichtgroen met nauwelijks zichtbare strepen. Volgroeide rups (spanrups): geelgroen, over de rug onduidelijke donkere streep, aan weerszijden drie zeer lichte overlangse strepen, zijlijn loopt door de ademhalingsopeningen.
Levenscyclus
Eén generatie per jaar.
Schade
VOORJAAR TOT AAN BEGIN JUNI
Rupsen vreten eerst blad- en bloemknoppen aan. Daarna bladeren en jonge vruchten. Aangevreten bladen worden samengesponnen. Schade aan de vrucht groeit uit tot diepe verkurkte gaten tot op het klokhuis. Deze vruchten vallen vaak vroegtijdig af.